Deze gearchiveerde website ‘De Vlaamse primitieven' wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over de Vlaamse primitieven verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.
Jan van Eyck brengt tussen circa 1420 en 1441 een revolutie teweeg in de geschiedenis van de schilderkunst in de Nederlanden. Vermoedelijk wordt hij door zijn oudere broer Hubert opgeleid, wiens Lam Godsretabel hij na de dood van Hubert in 1426, in 1432 voltooit. Jan van Eycks werk maakt abrupt een einde aan de verfijnde 'internationale stijl' die op dat moment de kunst domineert. Met zijn exacte observatie en naturalistische weergave van de werkelijkheid, zijn stralende kleuren en de olieverftechniek, die hij perfect beheerst maar niet uitvond, geeft Van Eyck blijk van een virtuositeit die nauwelijks nog geëvenaard zal worden. Als diplomaat en hofschilder van de Bourgondische hertogen beweegt hij zich zijn hele leven in de hoogste kringen.
Hubert van Eyck wordt vermoedelijk in Maaseik geboren.
Na de dood van Lodewijk van Male regeert zijn schoonzoon, de Bourgondische hertog Filips de Stoute, over het graafschap Vlaanderen.
Jan van Eyck wordt vermoedelijk in Maaseik geboren.
‘Meester Hubrecht' schildert in opdracht van een zusterklooster in Tongeren een altaarretabel.
Moord op Jan zonder Vrees, de tweede hertog van Bourgondië. Zijn zoon Filips de Goede volgt hem op en heerst vanaf dat moment over Vlaanderen.
De Gentse patriciër Joos Vijd geeft Hubert van Eyck de opdracht voor De aanbidding van het Lam Gods (Sint-Baafskathedraal, Gent)
Jan van Eyck werkt als schilder in dienst van Jan van Beieren-Straubing (1374-1425), die het prinsbidsom Luik opgeeft en vanaf 1417 de heerschappij over de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen uitoefent. Jan van Eyck werkt samen met meerdere assistenten in de vorstelijke residentie in Den Haag, het zogenaamde Binnenhof.
Van Eyck wordt voor het eerst als hofschilder vermeld in de documenten van de Hollandse Rekenkamer, maar hij bekleedt die functie vermoedelijk al in de jaren ervoor.
Na de dood van Jan van Beieren (6 januari) vertrekt Jan van Eyck naar Brugge. In een oorkonde die daar op 19 mei wordt opgesteld, wordt hij tot hofschilder van de Bourgondische hertog Filips de Goede benoemd. Jan van Eyck vertrekt in de zomer naar Rijsel en ontvangt rond Kerstmis zijn eerste jaarvergoeding als ‘valet de chambre' (kamerheer) van de hertog.
Hubert van Eyck wordt betaald voor twee ontwerptekeningen in opdracht van de magistraat van Gent. Naar aanleiding van een bezoek van de Gentse raadsheren aan de werkplaats van Hubert van Eyck krijgen zijn assistenten het gebruikelijke drinkgeld.
In augustus wordt Jan van Eyck door de Bourgondische Rekenkamer in Rijsel betaald voor twee reizen in opdracht van Filips de Goede. De eerste reis is een bedevaart die hij in de plaats van de hertog maakt. De tweede wordt als een geheime missie bestempeld die de kunstenaar naar "verre landen" voerde die, zo staat in de oorkonde, niet bij naam mogen worden genoemd. Men vermoedt dat de kunstenaar via Italië een bedevaart naar het Heilig Land maakt en dat die tweede reis hem naar verschillende steden van het Ottomaanse rijk voert. In oktober ontvangt Jan van Eyck nogmaals een vergoeding voor een 'geheime en verre reis' die hij in opdracht van de hertog maakt.
Het testament van de Gentse patriciër Robert Poortier dat in maart wordt opgesteld, vermeldt een altaarretabel en een beeld van de Heilige Antonius die rond die tijd in de werkplaats van Hubert van Eyck worden gemaakt.
In de late herfst noteert de Rekenkamer van Gent de ontvangst van de boedelbelasting voor de schilder 'Lubrecht van Heyke' die eind augustus gestorven is. Vermoedelijk werken de assistenten van zijn werkplaats onder toezicht van Jan van Eyck verder aan het Lam Gods.
De Bourgondische Rekenkamer in Rijsel betaalt aan Jan van Eyck verschillende vergoedingen voor zijn diensten aan het hof. Misschien houden deze betalingen verband met wandschilderingen in de residenties van de hertog, waaronder het kasteel van Hesdin. Op de feestdag van de Heilige Lukas woont de hofschilder een banket van het schildersgilde van Doornik bij, waar ook Robert Campin en Rogier van der Weyden aanwezig zijn. De magistraat van Doornik schenkt de kunstenaar om deze reden 'erewijn' uit.
Op 23 maart is Jan van Eyck opnieuw in Doornik. In het voorjaar betaalt de Rekenkamer van Rijsel aan de schilder, naast zijn jaarvergoeding, nog een toeslag. Bovendien worden hem in de zomer reisonkosten voor 'zekere geheime reizen' uitbetaald. Tijdens de zomer verhuist Jan van Eyck uit zijn huis in Rijsel en begeeft hij zich op het einde van het jaar samen met een Bourgondisch gezantschap van hoge rang via Engeland en Galicië naar Portugal, waar over het aanstaande huwelijk tussen Filips de Goede en de Portugese Infante Isabella onderhandeld wordt. Onder de Bourgondische diplomaten bevindt zich ook Baudouin de Lannoy.
Jan van Eyck schildert in Portugal twee portretten van de prinses, die in februari over zee en over land naar de hertog gestuurd worden. Terwijl men op zijn antwoord wacht, gaan enkele Bourgondiërs onder wie ook Van Eyck op bedevaart naar Santiago de Compostela. Ze ontmoeten koning Juan II van Castilië, en Mohammed, de koning van Granada. In september vertrekt de bruid met haar gevolg per schip naar de Nederlanden waar ze op kerstdag aankomt in Sluis, een van de Brugse voorhavens.
Lambert van Eyck, een broer van Jan van Eyck, wordt betaald voor diensten aan de hertog.
Op 6 mei wordt het Lam Gods in de Sint-Janskerk (nu Sint- Baafskathedraal) tentoongesteld. Diezelfde dag vindt daar de doopplechtigheid van Joos van Gent plaats. Joos van Gent, de zoon van Filips de Goede en Isabella van Portugal, zal kort daarop overlijden. Korte tijd daarna moet Van Eyck zich permanent in Brugge hebben gevestigd en er een atelier hebben ingericht. Vanaf die zomer tot aan zijn dood betaalt hij aan de Sint-Donaaskerk hypotheekrente voor zijn huis in Brugge. In die tijd bezoekt de magistraat van Brugge het atelier van de schilder en geeft drinkgeld aan zijn assistenten. Ook de hertog en zijn gevolg brengen een bezoek aan het atelier in Brugge.
Meer info over de restauratie en studie van het Lam Gods vindt u hier. Elke centimeter van het altaarstuk werd onder de loep genomen en in extreem hoge resolutie gefotografeerd, zowel onder gewoon als onder infrarood licht.
Jan van Eyck schildert Portret van een man (Léal souvenir) (gedateerd 10 oktober 1432) (National Gallery, Londen).
Hetzelfde jaar schildert Lambert van Eyck het verloren gegane Portret van Jacoba van Beieren.
Van Eyck schildert Portret van een man (zelfportret?) (gedateerd 21 oktober 1433) (National Gallery, Londen), met op de omlijsting voor het eerst het persoonlijk devies van de schilder : ALC IXH XAN.
Vermoedelijk huwelijk van Jan van Eyck met ‘damoiselle Marguerite' (Margaretha van Eyck).
In opdracht van Giovanni di Nicolaio di Arnolfini schildert de kunstenaar het Arnolfini Dubbelportret (National Gallery, Londen).
Hetzelfde jaar krijgt hij de opdracht voor de Madonna met kanunnik Joris van der Paele ( Groeningemuseum, Brugge) en vermoedelijk ook voor de Madonna met kanselier Nicolas Rolin (Musée du Louvre, Parijs).
Het eerste kind van Jan van Eyck wordt naar zijn peetvader, hertog Philippot of Philippotte, genoemd en wordt gedoopt. De hertog, die zich bij de doop laat vervangen, laat als doopgeschenk zes zilveren bekers vervaardigen door de Brugse goudsmid Jan Peutin.
Vanaf de herfst werkt Van Eyck in opdracht van de stadsmagistraat aan het vergulden en beschilderen van zes stenen beelden van de graven van Vlaanderen voor de gevel van het Brugse stadhuis. Het jaar erop zal hij daarvoor betaald worden.
De hertog zet zijn jaarlijkse vergoeding om in een levenslange rente, en verhoogt de som tot een veelvoud ervan. Hij geeft de Bourgondische Rekenkamer persoonlijk opdracht om het bedrag onverwijld aan zijn gewaardeerde hofschilder uit te betalen.
Op verzoek van Filips de Goede reist van Eyck naar het Vredescongres in Atrecht (Arras) om er de deelnemers te portretteren. Daar maakt hij de Portrettekening van Niccoló Albergati (Staatliche Kunstsammlungen, Kupferstich-Kabinett, Dresden).
Vermoedelijk werkt hij de Madonna met kanselier Nicolas Rolin af.
Afwerking van de Madonna met kannunik Joris van der Paele (Groeningemuseum, Brugge) en van het Portret van Jan de Leeuw (Kunsthistorisches Museum, Wenen).
In opdracht van de hertog van Bourgondië onderneemt de kunstenaar opnieuw een verre reis naar 'vreemde landen' om daar 'geheime aangelegenheden' te regelen. Zijn vergoeding komt overeen met een dubbele lijfrente.
Afwerking van het Mariatriptiek uit Dresden, een reisaltaartje in opdracht van een koopman uit Genua. Jan van Eyck begint aan de Heilige Barbara van Nicomedië (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen). Het werk blijft evenwel onvoltooid.
Afwerking van het Portret van Niccoló Albergati (Kunsthistorisches Museum, Wenen).
Van Eyck betaalt de Brugse boekverluchter Jehan Creve voor het schilderen van initialen in een handschrift dat voor de hertog bestemd is. De Rekenkamer van Rijsel betaalt hem de onkosten het jaar erop terug. De initialen houden waarschijnlijk verband met het zogenaamde Turijn-Milaan getijdenboek waaraan Van Eyck en zijn atelier begonnen zijn.
Afwerking van de Madonna bij de fontein (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen) en van het Portret van Margaretha van Eyck (gedateerd 17 juni 1439) (Groeningemuseum, Brugge), evenals van het Portret van Christus. Het origineel ging verloren (gedateerd 31 januari 1439). Het Groeningemuseum in Brugge is in het bezit van een kopie uit het laatste kwart van de zestiende eeuw.
Jan van Eyck overhandigt de hertog 'enkele panelen evenals andere geheime voorwerpen', waarvoor hij het volgende jaar door de Rekenkamer wordt betaald. Hij begint aan de onvoltooide Madonna van Nicolas van Maelbeke (verloren gegaan tijdens de Franse Revolutie).
Jan van Eyck sterft in juli. Zijn weduwe ontvangt van de hertog als financiële steun een eenmalige vergoeding ter waarde van de lijfrente van haar overleden man.
Lambert van Eyck krijgt van het kapittel van Sint-Donaas toestemming om het stoffelijk overschot van zijn broer op te graven en in de kerk bij te zetten. De Heilige Hiëronymus in zijn studeerkamer (The Institute of Arts, Detroit) wordt afgewerkt.
Afwerking van de Madonna van Jan de Vos (The Frick Collection, New York).
De Valenciaanse koopman Gregori verwerft voor Alfonso V van Aragón in Brugge Van Eycks Heilige Joris (het werk ging verloren).
Cyriaco d'Ancona vermeldt Jan van Eyck als een beroemd schilder.
De dochter van de schilder treedt in een klooster in Maaseik in. Het huis van Van Eyck in Brugge wordt verkocht, het atelier opgeheven.
Bartolomeo Facio vermeldt werken van Jan van Eyck in Italiaans bezit, onder meer de Lomellini-triptiek (waarschijnlijk vernield bij een brand in 1504) die zich toen in Napels bevond, evenals een werk met badende vrouwen (het werk ging verloren) in Urbino.
Giorgio Vasari schrijft de uitvinding van de olieverfschilderkunst abusievelijk aan Jan van Eyck toe.
Till-Holger Borchert