Deze gearchiveerde website ‘De Vlaamse primitieven' wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over de Vlaamse primitieven verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

Ambrosius Benson: een Italiaanse kunstenaar in Brugge

Biografie

Ambrosius Benson wordt in vele Brugse documenten vermeld. Dit maakt het mogelijk hem door de jaren heen te volgen. Hoewel deze documenten veelal niet direct iets te maken hebben met zijn kunstpraktijk, maar met juridische kwesties zoals het verkrijgen van het poorterschap, het vrijmeesterschap of de aan- of verkoop van een huis, bieden zij indirect toch informatie over de kunstenaar en zijn werk. Zo is uit documenten bekend dat hij afkomstig is uit de Italiaanse streek Lombardije en zich in 1518 in Brugge vestigt. Ervan uitgaande dat hij als jongeman naar Brugge is gekomen, moet hij rond 1495 geboren zijn. Hij gaat dan – waarschijnlijk als medewerker – werken bij Gerard David (ca. 1450/1460-1523), de belangrijkste Brugse kunstenaar van dat moment. Een jaar later verwerft hij het vrijmeesterschap in het gilde van de beeldenmakers en zadelmakers, waartoe de schilders behoren, en gaat hij als zelfstandig meester werken. Uit documenten blijkt dat hij in 1541 en 1549 een leerling in dienst neemt, maar waarschijnlijk had hij vaker medewerkers of leerlingen. Hij blijft in Brugge wonen en werken tot hij er in januari 1550 overlijdt.

In de ruim 30 jaar dat Benson actief is in Brugge, bekleedt hij verschillende functies binnen het gilde van de beeldenmakers en zadelmakers en is hij twee keer lid van de gemeenteraad. Hieruit kan worden opgemaakt dat hij een gewaardeerd kunstenaar is. Dit blijkt ook uit de twee opdrachten die Benson van het stadsbestuur krijgt voor decoratie van het stadhuis. Daarnaast maakt Benson werken voor de vrije markt. Tussen 1526 en 1530 huurt hij soms wel drie stalletjes op de marktplaats, het Pand genaamd, om zijn kunstwerken tijdens de jaarmarkten te verkopen.

Kunstwerken voor Spanje

Het is opvallend dat veel van het overgebleven oeuvre van Benson – in tegenstelling tot dat van Memling, David en Pourbus – niet in Brugge en de directe omgeving van de stad bewaard is. Heel wat werken die nu aan Benson worden toegeschreven hebben een herkomst die terug te leiden is tot het Iberische schiereiland, voornamelijk Castillië en Segovia. Daartoe behoren ook enkele omvangrijke altaarstukken, zoals De Heilige Anna te drieën, (afkomstig uit het Dominicaner klooster van Santa Cruz te Segovia, tegenwoordig in Museo Nacional del Prado, Madrid); het altaarstuk met De kruisafneming, (H . Michaëlkerk, Segovia); en het Drieluik van de Heilige Antonius van Padua (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel).  

Hieruit kan geconcludeerd worden dat zijn kunst geliefd was bij de Spanjaarden. Mogelijk werkte Benson zelfs speciaal voor de Spaanse vrije markt. In de periode dat Benson actief was, bestonden er intensieve handelscontacten tussen Brugse en Spaanse kooplieden. Gedocumenteerde contacten van Benson met Spanjaarden in Brugge tonen aan dat hij over de juiste connecties beschikte om zijn werken via de bestaande handelskanalen in Spanje aan de man te brengen. Wellicht belandden zijn werken ook in Spanje via Spanjaarden die in Brugge woonden.

Bensons stijlkenmerken

De twee gemonogrammeerde werken vormen de kern van het aan Benson toegeschreven oeuvre. De waarde van deze werken mag dus niet worden onderschat. De Heilige Familie is daarnaast bovendien van belang omdat het gedateerd is (1527) en zo een ijkpunt vormt voor de chronologie in Bensons oeuvre. Het Brugse schilderij kenmerkt zich door de sterke licht-donker werking: zowel in de donkere kleding tegenover de licht gekleurde gezichten als in de sterke schaduwwerking. Ook de geleidelijke overgangen tussen licht en donker binnen de vormen - dat sfumato wordt genoemd - is erg typerend voor Benson. De voor de vroeg zestiende-eeuwse Vlaamse kunstenaars zo kenmerkende blauwige schaduwen, ontbreken daarentegen in zijn werken. 

Daarnaast valt op dat het kleurenpalet, met uitzondering van de felrode mantel van Maria, beperkt is. Ook de wijze waarop de vouwen en plooien in Maria’s mantel zijn aangegeven met witte lijnen en waarop de vingers met donkere schaduwen zijn gearticuleerd, zijn kenmerkend voor de stijl van Benson. Tenslotte is de compositie statisch en hebben de figuren grote, langgerekte handen en oren.

In het verleden hebben verschillende kunsthistorici in dit werk zowel Vlaamse als Italiaanse invloeden herkend. Zo wordt de sfumato-achtige lichtwerking als invloed van Leonardo Da Vinci en zijn volgelingen beschouwd, terwijl het Madonna-type – met de lange rechte neus, de ronde kin en lichtgezwollen bovenlip – vooral de invloed van Gerard David verraadt. Opvallend is de overeenkomst in compositie van de Heilige Familie met een schilderij met hetzelfde thema van Andrea del Sarto (Hermitage, Sint-Petersburg). Op de relatie tussen de voorstellingen van de Heilige Familie van Del Sarto en Benson wordt later nog ingegaan.

Drieluik van de H. Antonius

De Italiaanse kenmerken zijn minder nadrukkelijk aanwezig in het Brusselse drieluik van de Heilige Antonius. Opnieuw is de sfumato die aan de Italiaanse kunst doet denken, herkenbaar, maar wel in mindere mate dan in de Heilige Familie. Daarentegen herinnert juist de panoramische achtergrond aan de Antwerpse kunstenaar Joachim Patinir (ca.1475/80-1524). Hoewel de kleurenstelling van het atmosferisch perspectief niet overeenkomt met het werk van Patinir – Benson heeft hier voor grijstinten gekozen in plaats van blauwtinten – slaagt hij erin om met verschillende tinten een grote dieptesuggestie in het landschap te bereiken. Net als in de Heilige familie valt de grote overeenkomst in het Madonna-type met het werk van Gerard David op en zijn de handen en de oren erg groot geschilderd. In de grisaille op de buitenzijde van de luiken zijn naar voorbeeld van Hans Memling de gezichten en handen in kleur geschilderd. Het drieluik wordt circa 1535 gedateerd.

In het verleden zijn ruim 150 werken aan Ambrosius Benson toegeschreven. Dit is een hoog aantal en niet alle werken zijn dan ook (volledig) eigenhandig. Aan de hand van de stilistische kenmerken in de Heilige Familie en het Drieluik van de Heilige Antonius van Padua kan binnen deze groep schilderijen onderscheid worden gemaakt en kan een deel met grote zekerheid aan Ambrosius Benson worden toegeschreven.

De Heilige Familie

Ambrosius Benson, Heilige Familie, 1527. Groeningemuseum Brugge Zoals reeds vermeld, vertoont de Heilige Familie op vlak van compositie grote overeenkomsten met een werk met hetzelfde thema van Andrea Del Sarto in de Hermitage in Sint-Petersburg Hermitage in Sint Petersburg. In detail wijkt Bensons werk echter af van dat van de Florentijnse meester. Jezus, die in het schilderij van Benson is gekleed in een doorschijnende voile en met gevouwen armpjes neerknielt tegen zijn moeders knie, wordt in het schilderij van Del Sarto in volle beweging, hangend over zijn moeders knie en spelend met een banderol afgebeeld. Ook Johannes, die in Bensons schilderij stilstaat en Jezus aankijkt, staat in het schilderij van Del Sarto in een beweegelijke houding. Jozef is in het schilderij van Del Sarto iets lager geplaatst, terwijl Maria niet naar Jezus maar naar Johannes kijkt.

Ambrosius Benson, Heilige Familie

Ook Caritas van Del Sarto (National Gallery, Washington) vertoont grote overeenkomsten in compositie met zowel de Heilige Familie uit Brugge als die uit Sint-Petersburg. Het schilderij beeldt een vrouwenfiguur met drie jongetjes uit. Röntgenonderzoek heeft uitgewezen dat op de plaats van het achterste jongetje eerst het hoofd van Jozef was geschilderd. In een latere fase heeft Del Sarto dit overschilderd met een hoofd van een jongetje, zodat het een Caritas-voorstelling werd.

De overeenkomst in compositie met deze werken heeft tot de suggestie geleid dat Benson in de leer is geweest bij Andrea del Sarto. Deze kunstenaar vertrekt in 1518 naar het hof van Frans I in Parijs. In hetzelfde jaar vestigt Ambrosius Benson zich in Brugge. Vaak wordt verondersteld dat Benson met Del Sarto samen naar het Noorden is gereisd. Hoewel deze constructie erg verleidelijk is om aan te nemen, moet men hiermee voorzichtig zijn. Ondanks de duidelijke Italiaanse invloeden in Bensons kunst en het gebruik van een Italiaanse compositie, zijn er geen directe stilistische aanwijzingen en geen documenten die de Lombardische kunstenaar in verband brengt met Andrea del Sarto. Bovendien vormt de Heilige Familie een uitzondering in het oeuvre van Benson. Het is één van zijn weinige werken dat teruggaat op een Italiaanse compositie. Hij heeft zich vooral door bestaande Vlaamse composities laten inspireren. 

Hoe Ambrosius Benson dan wel in aanraking is gekomen met de compositie van Andrea del Sarto is niet geheel duidelijk. Uit verschillende studies is gebleken dat Del Sarto en zijn medewerkers regelmatig composities herhaalden. Zij gebruikten daarvoor meestal cartons (tekeningen die dienen om een compositie op hetzelfde formaat te herhalen) die werden overgetrokken. Hierdoor kon een vrijwel letterlijke herhaling van bestaande schilderijen worden gemaakt. Uit de twee eigenhandige versies uit Washington en Sint- Petersburg, blijkt dat Del Sarto – en mogelijk ook zijn leerlingen – de compositie van de Heilige Familie vaak heeft herhaald. Het is goed mogelijk dat Benson één van deze versies of een versie die verloren is gegaan heeft gezien en dat dit als inspiratiebron heeft gediend voor de Brugse Heilige Familie. Gezien de talrijke verschillen in de houdingen en bewegingen van de figuren ten opzichte van het origineel, kan worden aangenomen dat Benson niet beschikte over het carton van de Italiaanse meester. Mogelijk heeft Benson een schets gemaakt van de versie die hij heeft gezien en heeft hij die later uitgewerkt tot dit schilderij. Dat Benson beschikte over een collectie studiemateriaal blijkt uit twee documenten waar in het volgende hoofdstuk op in wordt gegaan.

Rechtszaak

Een belangrijk inzicht in de werkwijzen van Ambrosius Benson en zijn professionele relaties binnen Brugge wordt verkregen door twee vonnissen van de Brugse schepenen. De tijd die Ambrosius Benson bij Gerard David doorbrengt, eindigt in een dispuut dat zo hoog oploopt dat Benson zijn oude meester voor het gerecht daagt. De documenten maken duidelijk dat het Benson om de inhoud van twee van zijn kisten gaat die Gerard David niet wil teruggeven. Volgens het vonnis bevatten de kisten:

... vele diversche projectiën of patronen waren angaende den ambochte vanden scilders of verlichters, ... voort noch een cleen boucxkin vul aensichten ende naecte personnaigen, een tavereel van Onser Vrouwen byden heesschere ghemaect om zynen vadere, noch een cleen tavereelkin vander Noot Gods, ooc volmaect, een andere tafereel vander Noot Gods ende een Machdaleene van dootvaerwe, begonnen maken, metgaders, een doze, daer diversche vaerwe in es van colueren, het voort diversche patronen die de verweerere hadde ghedaen halen ten huuse van Adriaen Ysenbaert, den voors. Heesschere toebehoorende, ende inschelycx diversche andere patroonen die hy, heeschere, gheleent hadde van Aelbrecht, voor dewelke dezelve Aelbrecht hem twee Philipsguldenen inghehouden hadde, zo de voors. Heesschere mainteneirde. (bron tekst: Parmentier 1937). 

De verschillende ‘patronen’, de schetsen van naakten, het schilderij van Maria vervaardigd voor zijn vader, de twee schilderijen met de Nood Gods, de onvoltooide voorstelling van Maria Magdalena en de ‘patronen’ die aan Adriaan Isenbrant en Aelbrecht (waarschijnlijk Albert Cornelis) toebehoren, waren van grote betekenis voor Ambrosius Benson. Ook Gerard David heeft belang in deze spullen. Hij verklaart dat in deze kisten ook enkele van zijn eigen ‘patronen’ zitten. 

Het grote belang dat beide kunstenaars aan de inhoud van de kisten hechten, blijkt ook uit het verdere verloop van de rechtspraak. Want - ondanks de beslissing van de schepenen dat Ambrosius Benson en Albert Cornelis de hen toebehorende spullen bij Gerard David mogen halen - blijkt uit een vonnis van 11 maanden later dat Benson zijn spullen nog altijd niet terug heeft. Op verzoek van Ambrosius Benson wordt Gerard David daarom in hechtenis genomen. Er blijkt echter meer aan de hand. Benson is David nog 7 pond groot verschuldigd. Om die reden heeft David de koffers nooit teruggeven. Benson stelt nu voor dit bedrag te vereffenen door 20 dagen voor de Brugse meester te gaan werken. Het college van schepenen stemt hiermee in.

Benson in Brugge

Deze documenten bieden niet alleen een sappige kijk in de vroeg zestiende-eeuwse kunstenaarswereld, ze bieden ook veel informatie over Ambrosius Benson en zijn relaties in Brugge. Bovendien geven de documenten inzicht in de Brugse werkplaatspraktijk. Allereerst blijkt uit de inventaris van de kist dat Benson beschikt over een aantal ‘patronen’. De precieze betekenis van het woord ‘patroon’ is moeilijk te geven. Mogelijk worden hiermee de compositietekeningen of cartons voor schilderijen bedoeld. Zowel de tekeningen als cartons kunnen vaker worden gebruikt en maken het voor Benson dus mogelijk om bepaalde populaire composities gemakkelijk te herhalen.

Isenbrandt, Rust op de vlucht naar EgypteDavid, Rust op de vlucht naar Egypte

Daarnaast blijkt uit de documenten dat Benson professionele relaties onderhoudt met zowel Adriaan Isenbrant als Albert Cornelis. Uit het feit dat hij ‘patronen’ van hen leent, blijkt dat de kunstenaars in de zestiende eeuw composities delen of verhuren (zoals in het geval van Cornelis). Een bijzondere conclusie die uit het vonnis kan worden getrokken, is dat niet alle kunstenaars die in een werkplaats - in dit geval van Gerard David - werkten, vermeld worden in de gildendocumenten.

Herhalingen van composities

Naast de al eerder besproken altaarstukken bestaat het oeuvre van Ambrosius Benson voor een groot deel uit herhalingen van dezelfde composities. Blijkbaar speelde de kunstenaar bewust in op de markt waarin bepaalde kunstwerken bijzonder in trek waren. Deze populaire composities kunnen grofweg ondergebracht worden in twee groepen: ten eerste de religieuze werken met composities die teruggaan op werken van bekende meesters zoals Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en Gerard David en ten tweede eigenhandige composities die door Benson op zijn eigen kenmerkende manier werden aangepast en vanwege hun enorme succes voortdurend door hem werden herhaald. 

Enkele voorbeelden van composities uit de eerste groep zijn de Rust op de Vlucht naar Egypte, Maria met Kind en het Triptiek met Madonna (allen Groeningemuseum, Brugge). De Rust op de Vlucht naar Egypte gaat terug op een compositie van Gerard David. De Maria met Kind geeft de getroonde Madonna met papegaai en bosje bloemen uit Jan van Eycks Madonna en Kannunik Joris van der Paele weer. De laatste, het Triptiek met de Madonna gaat terug op een zeer populair geworden compositie van Rogier van der Weyden. 

Deze drie composities zijn niet alleen door Benson, maar ook veelvuldig door andere kunstenaars gekopieerd. De kwaliteit en afwerking van de Madonna en het Triptiek heeft wel eens tot de suggestie geleid dat de werken niet volledig eigenhandig zijn. Mogelijk hebben leerlingen of medewerkers van Benson aan deze schilderijen gewerkt.

Sibillen

Enkele van Bensons composities hebben groot succes gekend en zijn dan ook meerdere keren door hem herhaald. Zo heeft hij veel voorstellingen van sibillen (vrouwelijke profeten), Maria Magdalena, Lucretia en Judith gemaakt. Deze vier vrouwenfiguren waren erg populair in het begin van de zestiende eeuw en werden vaak afgebeeld. Benson beeldde deze typen op een geheel eigen wijze uit. Op de eerste twee beeldtypen wordt hier ingegaan.

De sibille heeft Benson veelvuldig - zowel autonoom als opgenomen in een grotere compositie - geschilderd. Een bekend schilderij dat aan Benson wordt toegeschreven en waarin twee sibillen zijn afgebeeld is de Deipara Virgo oftewel De verheerlijking van de Maagd (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen). De gekroonde Maria verschijnt samen met haar zoon tussen de wolken, die door de engelen worden verdreven. Op de voorgrond staan naast de sibillen drie profeten. Zij worden geïdentificeerd aan de hand van de banderollen in hun hand. Van links naar rechts zijn het: De Cumaanse sibille, de profeten Jesaja, Salomo en Balaam en de Perzische sibille.

Maria Magdalena

Een ander thema dat Benson veelvuldig herhaalt is Maria Magdalena. Momenteel zijn er nog zo’n 20 schilderijen met Maria Magdalena bekend die worden toegeschreven aan Benson. Het Groeningemuseum heeft een kwalitatief hoogstaande versie van dit beeldtype in zijn collectie. Maria Magdalena is voor een donkere achtergrond afgebeeld. Ze kijkt met neergeslagen ogen naar de zalfpot in haar hand, waarvan ze het deksel heeft opgelicht. Het schilderij is in de herkenbare stijl van Ambrosius Benson geschilderd: de sterke schaduw- en sfumato-effecten, het donkere kleurenpalet, de oplichtende witte randjes op de rode mantel en de voile, een vrouwenfiguur die doet denken aan de Maria-figuren van Gerard David. 

Behalve deze versie met de zalfpot zijn er eveneens versies bekend waarin Maria Magdalena een boek leest. Een voorbeeld van een lezende Maria Magdalena bevindt zich in de collectie van de National Gallery in Londen. 

Vanwege de talrijke verschillende versies van zowel de sibille als Maria Magdalena moet rekening worden gehouden met de bijdrage van medewerkers uit het atelier aan deze werken. Deze schilderijen maken duidelijk dat Benson dezelfde figuren gebruikte binnen een grotere compositie alsook voor op zichzelf staande schilderijen. Soms paste hij zijn figuren lichtjes aan om ze in verschillende contexten ten tonele te kunnen voeren. Mogelijk had Benson een ‘patroon’ van deze figuur in zijn bezit, die hij keer op keer herbruikte. Om dit met zekerheid te kunnen stellen en om meer duidelijkheid over de reproductiemethoden van Ambrosius Benson te krijgen, zouden meerdere van deze voorstellingen natuurwetenschappelijk moeten worden onderzocht.

Ten slotte

Ondanks de vele Brugse documenten waarin Ambrosius Benson wordt genoemd, blijven er een heleboel vragen onbeantwoord. Zo is het nog niet duidelijk door wie Benson is opgeleid en hoe zijn professionele relaties met Adriaen Isenbrant en Albert Cornelis er precies hebben uitgezien. Uit de bestudering van de composities blijkt dat hij zich diepgaand heeft laten inspireren door zijn Vlaamse voorgangers. Daarentegen verraadt zijn stijl zijn Italiaanse afkomst. 

Het overgebleven oeuvre van Benson vormt een interessante mix tussen unieke voorstellingen en vele herhalingen van dezelfde composities. Vooral deze laatste groep laat zien dat Benson een kind van zijn tijd was. Doordat hij op efficiëntere manier ging werken, werd het voor hem mogelijk om voor de vrije markt te werken; iets dat in het zestiende-eeuwse Brugge steeds belangrijker werd. 

Hoe Benson te werk ging en hoe de werkverdeling in zijn atelier is georganiseerd, is nog nauwelijks bekend. De situatie in Bensons werkplaats kan echter meer inzicht bieden in hoe de stad Brugge als artistiek centrum aan het begin van de zestiende eeuw functioneert. Hoewel Benson niet tot kwalitatieve top van de Brugse kunstenaars uit de eerste helft van de zestiende eeuw behoort, verdient zijn oeuvre een diepgaand onderzoek.

Literatuurlijst

Maryan Ainsworth, Gerard David, Purity of vision in a age of transition, New York 1998

Max J. Friedländer, „Ambrosius Benson als Bildnismaler“, In: Jahrbuch der Preußischen Kunstsammlungen, 31.1910, p. 139-148

Max J. Friedländer, Early Netherlandish Painting, dl. XI

M.C. Garrido en R. Van Schoute, ‘Panneaux attribués à Ambroise Benson en provenance de Segouie’, in : La peinture dans les Pays-Bas au 16e siècles : pratiques d'atelier infrarouges et autres méthodes d'investigation, Colloque XII, L’Étude du dessin sous-jacent et de la technologie dans la peinture, Hélène Verougstraete (ed.), Leuven 1999.

Georges Hulin de Loo, Bruges 1902, exposition de tableaux flamand, catalogue Critique, Gent 1902.

Georges Marlier, "Ambrosius Benson : quelques précisions sur sa biographie’, in: Cahiers de Bordeaux, 1954, p. 67-72

G. Marlier, „Ein unbekanntes Gemälde von Ambrosius Benson“, in: Weltkunst, 25.1955 No. 22, p. 13-14

Georges Marlier, Ambrosius Benson et la peinture a Bruges au temps de Charles-Quint, Damme 1957

Georges Marlier, ‘Ambrosius Benson et le thème des Sibylles’, in: Bulletin du Musée National de Varsovie, 4.1963, p. 51-60

Antonion Natali, Andrea del Sarto, Milaan 1998

R.A. Parmentier, “Mededeelingen en oorkonden Ambrosius Benson“, in: Annales Soc. Emulation, LXXX (1937), pp. 89-129.

A. Schouteet, “Dokumenten betreffende de Brugse schilder Ambrosius Benson“, in: Handelingen genootschap voor geschiedenis, 128 (1991), pp. 225-231.

S. Sulzberger, "Ajoutes au catalogue de Ambrosius Benson?’, in: Oud-Holland, 81.1966, p. 187-188

Dorien Tamis, ‘The genesis of Albert Cornelis’s Coronation of the Virgin in Bruges’, in: The Burlington Magazine, 142 (2000), p. 672-680            

Veronique van Passel, ‘Ambrosius Benson’, in: The dictionary of Art, Jane Turner (ed.). 

H.J. Van Miegroet, Gerard David, Antwerpen 1989

James Weale, ‘Ambrose Benzone’, The Burlington Magazine, XIII, 1908, pp. 152-55

Jean C. Wilson, ‘Workshop patterns and the production of paintings in sixteenth-century Bruges’, in: The Burlington Magazine, augustus 1990, pp. 523-527.

Jean C. Wilson, ‘Connoisseurship and copies : the case of the Rouen Grouping’, in: Gazette des Beaux-Arts, mei-juni 1991.

Jean C. Wilson, ‘The participation of painters in the Bruges pandt market, 1512-1550’, in: The Burlington Magazine augustus 1983, pp. 476-479.

Samengesteld door: Anne van Oosterwijk