Gecatalogiseerd 1904 als van Rogier van der Weyden. Nadat Friedländer het schilderij, dat hij situeert omstreeks 1470, toegeschreven had aan een goed navolger van Rogier, deelt hij in zijn 'Nachträge' de mening van Hulin de Loo, die het toeschreef aan de inmiddels door hemzelf, met Vrancke van der Stock geïdentificeerde 'Meester van de Verlossing in het Prado'.