Deze gearchiveerde website ‘De Vlaamse primitieven' wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over de Vlaamse primitieven verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

Quinten Massijs

Quinten Massijs is geboren in Leuven rond 1466, maar als schilder bouwt hij zijn carrière in Antwerpen uit. Hij beweegt zich in humanistische kringen, wat duidelijk tot uiting komt in zijn werk. Hij introduceert nieuwe technieken en motieven en zelfs nieuwe, moraliserende thema's zonder evenwel met de traditie te breken.
Quinten Massijs is beïnvloed door Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling en Dieric Bouts, maar ook door Albrecht Dürer, Leonardo da Vinci en andere Italiaanse kunstenaars zoals Rafaël. Zijn werk is voortgezet door zijn zonen Cornelis en Jan.

1466

Quinten Massijs wordt vermoedelijk in Leuven geboren. Hij is de tweede zoon van een smid.

1491

Massijs schrijft zich in als meester in het Sint-Lucasgilde in Antwerpen en vestigt zich in de Huidevettersstraat.

Over zijn leertijd is niet veel bekend. Voor 1494 worden er in Leuven geen registers bewaard van het gilde. Vandaar de mythe dat hij autodidact zou zijn en smid, iets wat zijn genialiteit nog versterkt. Dit groeit in de zeventiende eeuw uit tot een ware verering van de "Vlaamse Michelangelo".

1492

Hij trouwt met Aleyt van Tuyl. Drie kinderen worden uit dit huwelijk geboren.

1494

Massijs verklaart voor de magistraten in Leuven dat hij 28 jaar is, vandaar zijn vermoedelijke geboortejaar.

1495- 1510

Er worden verschillende leerjongens in de ‘liggeren' of ledenlijsten vermeld: Ariaen (van Overbeke?), Willem Muelenbroec, Edoardo de Portogallo (Volgens kunsthistoricus Reis-Santos) en Hennen Boeckmakere. Zij moeten assisteren bij de grote altaarstukken die Massijs maakt. Later zal hij de voorkeur geven aan kleinere stukken, meer intiem van karakter, meestal voor vrienden of humanisten gemaakt. Een dergelijk voorbeeld is de Heilige Maria Magdalena (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen) uit de jaren twintig.

Quinten Massijs heeft nooit het dekenschap van het gilde aanvaard. Massijs stelt zich op als een onafhankelijk kunstenaar, maar geniet niettemin veel aanzien in zijn omgeving.

Bij de religieuze werken valt op dat Massijs bijna altijd aansluiting zoekt bij succesvolle voorbeelden uit de 15e eeuw. Zo komt hij tot voorstellingen die herkenbaar zijn en meteen het vertrouwen krijgen van het publiek, of het nu een devotiepaneeltje is dat een gelovige kan helpen bij het bidden, of een groot altaarstuk dat symbool staat voor een welbepaalde groep die haar status wil tonen.

Massijs schildert ook een aantal kleinere werken zoals, op het einde van de vijftiende eeuw, een Heilige Christoforus (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen) die de mensen behoedt voor een snelle dood.

Christus Salvator Mundi en Maria in gebed (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen) vormen een diptiek en zijn bedoeld om van dichtbij te bekijken om zich zo rechtstreeks tot Christus, met voorspraak van Maria, te richten.

1507

Na het overlijden van zijn eerste vrouw trouwt hij in 1508 met Catharina Heyns. Hij krijgt met haar tien kinderen.

1507-1509

In 1507 bestelt de Broederschap van de Heilige Anna in Leuven een altaarstuk, de Anna-triptiek (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel), voor de Sint-Pieterskerk in Leuven. Het is de eerste grote opdracht voor de schilder en het is eveneens een van de eerste volledig geschilderde altaarstukken die in Antwerpen gemaakt werden. Op het middenstuk wordt de familie van de heilige Anna voorgesteld en op de zijluiken scènes uit haar leven. Op de achterkant van het linkerluik staat rechts bovenaan: QVINTE METSYS/ SCREEF DIT 1509.

1508-1511

In 1508, nog voor de Anna-triptiek afgewerkt is, bestellen de Antwerpse schrijnwerkers een altaarstuk. De schrijnwerkers, eerst verenigd met de kuipers, vormen een apart gilde in 1497. Ze willen, net als bij hun vroeger gilde, een bewening. Maar op de zijluiken verkiezen ze hun patroonheiligen: Johannes de Evangelist en Johannes de Doper. De schrijnwerkers kiezen aanvankelijk voor een gebeeldhouwd retabel (zij maken doorgaans de bakken waarin de beeldjes geschikt worden), maar uiteindelijk krijgt Massijs de opdracht. Vandaar misschien dat de overvolle luiken nauw aansluiten bij de gesculpteerde altaren. Massijs laat zich bij het werk duidelijk inspireren door Dürer en Leonardo da Vinci, zeker wanneer hij het lijden van de patroonheiligen uitbeeldt.

In het middenpaneel wordt meteen een Italiaanse atmosfeer duidelijk. Niet het lijden, maar de bewening na het lijden wordt getoond. Deze scène zet meer aan tot bezinning en gebed. De figurengroep, die herinnert aan Rogier Van der Weydens Kruisafneming (Museo del Prado, Madrid), wordt door het landschap ondersteund. Het religieuze drama is in detail afgewogen en harmonieus geënsceneerd. Tegelijkertijd komt Massijs tegemoet aan de grote belangstelling van de gelovigen voor het verhalende en de beschrijving. Quinten Massijs verzoent op een meesterlijke manier oud en nieuw in Het altaarstuk van het schrijnwerkerambacht (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen).

1514

In het niet-religieuze werk introduceert Massijs een aantal nieuwe thema's, ook hier zonder met de traditie te breken. In Parijs bewaart men De goudweger en zijn vrouw (Musée du Louvre, Parijs) dat herinnert aan de Heilige Eligius door Petrus Christus (Metropolitan Museum, New York), mogelijk geïnspireerd op een verloren gegaan prototype van Jan van Eyck. De motieven van het stilleven brengen dan ook het Arnolfini Dubbelportret Jan van Eyck (The National Gallery, Londen) voor de geest. Deze moraliserende voorstellingen met bankiers en stadsontvangers passen in de sfeer van het humanisme en waren ontzettend populair. Zijn zoon Jan zal zich later verder toeleggen op zulke schilderijen vol waarschuwingen tegen ongepast gedrag. Ook Marinus Van Reymerswale zal deze motieven gebruiken.

1517

Zijn vertrouwen in het humanisme spreekt ook uit de portretten van Erasmus (The Royal Collection, Londen) en Peter Gillis (Longford Castle, Wiltshire) die door hen werden besteld als een geschenk voor hun vriend Thomas More.

Desiderius Erasmus (1466-1536) is uiteraard voldoende bekend en ook Peter Gillis (1486-1533) is een belangrijke figuur in humanistische kringen. Hij verzorgt tal van vertalingen en publicaties zoals bijvoorbeeld voor Utopia van Thomas More. Gillis' huis in Antwerpen is een belangrijke ontmoetingsplaats voor humanisten, diplomaten en kunstenaars met internationale allure. Ook Quinten Massijs is een graag geziene gast. Peter Gillis leert in 1504, als zeventienjarige proeflezer bij Dirk Martens, Erasmus kennen. Erasmus geeft hem de raad verder te studeren en zij houden contact. Beide geleerden worden, alhoewel ze zijn afgebeeld op afzonderlijke panelen, voorgesteld in 1 doorlopend studievertrek. Erasmus is aan het schrijven en Peter Gillis wijst op een boek van Erasmus, de Antibarbari, terwijl hij in zijn linkerhand een brief van More vasthoudt. De voorstelling in een studievertrek doet denken aan voorstellingen van de heilige Hiëronymus, die met zijn bijbelvertaling een voorbeeld voor alle humanisten is.

In veel brieven laat Thomas More zijn genoegen blijken over deze portretten: "(...) met een zo grote virtuositeit dat al de schilders uit de Oudheid hierbij verbleken (...)". Het portret in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen is een repliek door Massijs gemaakt. Aangezien er meerdere versies van beide portretten bestaan, maakte hij deze waarschijnlijk voor Pieter Gillis, Erasmus of nog andere vrienden.

1520

Albrecht Dürer bezoekt Massijs in zijn huis aan de Huidevettersstraat.

1521

De schilder en zijn vrouw kopen verschillende huizen en in 1521 verhuist de familie naar een groot huis aan de Schuttershofstraat. Het interieur wordt door Massijs zelf beschilderd met italianiserende festoenen (slingers van bladeren, bloemen of fruit) en grotesken (decoratief en symmetrisch netwerk van lijnen en figuren).

In het late werk zal Massijs zich nog sterker laten inspireren door Italiaanse voorbeelden. Niet in het minst door de tapijtkartons van Rafaël die in Brussel werden geweven.

1530

De kunstenaar verblijft in het kartuizerklooster in de Antwerpse Sint-Rochusstraat wanneer hij overlijdt aan de gevolgen van de zogenaamde Engelse ziekte of zweetziekte. Tijdens deze epidemie sterven meer dan vierhonderd mensen in een tijdspanne van drie dagen. Hij wordt in het klooster begraven.

1531

De twee oudste zonen uit het huwelijk met Catharina Heyns volgen hun vader op. Cornelis en Jan worden ingeschreven als meesters.

1630

De stoffelijke resten van Quinten Massys worden, door toedoen van Cornelis van der Geest, overgebracht naar de kathedraal in Antwerpen.

Nanny Schrijvers